Algemeen

Diesel en olie op de weg: de angst van elke motor- en scooterrijder

FEBIAC (de Belgische federatie van de auto- en tweewielerindustrie) en de Belgische Motorrijdersbond FMB/BMB wijzen op het grote gevaar voor motorrijders van diesel en olie op de weg, vooral bij benzinestations en rotondes. Diesel of olie op de weg betekent immers gladheid en dus een grote kans op ongevallen.

De grote angst voor motor- en scooterrijders: diesel- en oliesporen op de weg. De kans op uitglijden en vallen is dan immers groot. Die kans vergroot als het met diesel of olie bevuilde wegdek door regen nat geworden is. De laatste weken is aan hemelwater geen gebrek geweest…  Menig motor- of scooterrijder is al eens op een olie- of dieselspoor weggegleden – al dan niet met schade aan de motor of met lichamelijk letsel als gevolg.
Oliesporen zijn een probleem dat op de Belgische wegen meermaals voorkomt. De brandweerdiensten worden (rechtstreeks of via de politie) opgeroepen om de smurrie op te ruimen. Bij de brandweer van Leuven bijvoorbeeld zegt men dat elke wacht een oproep krijgt voor het verwijderen van een oliespoor. Het is dan ook een van de meest voorkomende karweien voor de brandweerkorpsen. Er bestaan standaardprocedures om het spoor te verwijderen: met absorberende korrels (bij een grote hoeveelheid olie) en met detergenten en naspoelen met water.

Boosdoeners

Er zijn goed beschouwd twee soorten sporen: die van motorolie of olie uit het hydraulisch systeem van voertuigen (remleidingen, leidingen om deuren van bussen te bedienen) en die van dieselolie. De motorolie ligt meestal in het midden van weg. Stelplaatsen van bussen zijn een ‘klassieke’ omgeving voor de start van een oliespoor of ‘druppelpad’ bijvoorbeeld als na een onderhoud de afsluitdoppen niet strak genoeg zijn dichtgedraaid. Verkeersdrempels, vooral de hoge, zijn andere boosdoeners. De onderkant van het motorblok (het carter) van bussen of van te zwaar beladen vrachtwagens kan die drempels raken, beschadigd worden en zo gaan lekken. Bij regenweer is zo’n oliespoor duidelijk te herkennen aan een veelkleurige film op de weg. Bij droog weer is het een donker spoor.
Diesel is bij regen eveneens te herkennen aan de vele kleuren. Bij droog weer is het moeilijker omdat die brandstof zich dan bindt met het asfalt, niet zichtbaar is maar wel een vette laag vormt. Diesel verdampt in tegenstelling tot benzine niet. Door de geur van de diesel worden motor- en scooterrijders wel ‘gewaarschuwd’ dat er diesel op de weg ligt. In principe zou die gelekte brandstof na een fikse regenbui van de straat gespoeld moeten zijn.

Dieselspoor

De grootste kans om op een dieselspoor te raken is bij tankstations en op de weg net na een tankstation. De benzinemaatschappijen hebben richtlijnen om de tankstations proper te houden, maar dat neemt niet weg dat automobilisten soms morsen bij het tanken (tank te vol of de handle van het tankpistool nog ingedrukt houden bij het uitnemen). Voor dergelijke gevallen zijn de uitbaters uitgerust met absorberende korrels. Bij grote maatschappijen en de grote stations ervan wordt er door het personeel ter plaatse gelet op mogelijke dieselplassen. Bij de kleinere stations is men vaak afhankelijk van de opmerkzaamheid van de klanten.
Bij het verlaten van tankstations is er ook nog kans op verlies van diesel als de tankdop niet goed afgesloten is. In principe zou er bij moderne wagens in zo’n geval geen brandstof mogen lekken. Bij oudere wagens kan dat wel gebeuren. Nij het nemen van een bocht wordt de brandstof door de middelpuntvliedende kracht naar de niet goed gesloten vulopening geduwd. Vaak zijn de tanks vrachtwagens na een tankbeurt ook tot de rand gevuld. Als die dan slecht afgesloten zijn, gutst de brandstof er in een bocht uit. Vandaar ook dat er op rondpunten dicht bij benzinestations regelmatig een dieselspoor ligt.

‘Denk motor’

De Belgische Motorrijdersbond FMB/BMB en FEBIAC (de Belgische federatie van de auto- en tweewielerindustrie) vragen automobilisten dan ook dat ze bij hun tankbeurten rekening houden met motorrijders (‘denk motor’). Stijn Vancuyck, adviseur gemotoriseerde tweewielers bij FEBIAC: “Een tip voor autobestuurders is bij het vullen niet proberen om nog een liter extra erbij te krijgen als de pomp afslaat. Vol is vol. En die ene liter extra gaat het niet maken op een tankbeurt van vijftig liter. We doen ook een oproep naar de transportsector om de tanks goed af te laten sluiten. Het probleem van verloren diesel is daar nog groter.”

Stijn Rentmeesters, secretaris-generaal van de Belgische Motorrijdersbond FMB/BMB wijst erop dat in de wedstrijdsport bij wegraces interventieposten klaar staan om met cement gelekte olie direct op te ruimen. Klassieke motoren moeten ook een olieopvang hebben. En om te voorkomen dat olie in het milieu terecht komt, zijn wedstrijdrijders verplicht om op onverharde rennerskwartieren een milieumat onder hun motor te leggen.

En wat kan de motorrijder op de weg zelf doen als er oliesporen zijn? Dieselvervuiling op een tankstation steeds melden. En tijdens het rijden zelf extra aandachtig zijn en het midden en de buitenkant van een bocht vermijden omdat daar de meeste olie- of dieselsporen zijn. Als hij of zij dan toch op een oliespoor belandt, is het devies zo rechtop mogelijk blijven rijden en zo weinig mogelijk manoeuvres (remmen, draaien, schakelen of accelereren) uitvoeren.

Persdienst BMB/Febiac
 

Partners

Back to top button