Joël Robert pakte 50 jaar geleden zijn eerste wereldtitel
Vijftig jaar geleden won Joël Robert de eerste van zijn zes wereldtitels motorcross 250 cc. Nog altijd is hij betrokken bij de motorsport, onder meer als organisator van de Air Base Supermoto, de eerste Supermoto-wedstrijd van dit seizoen in ons land op 14 en 15 juni aanstaande in Florennes.
Er zijn maar weinig motorclubs in de wereld die zich erop kunnen beroemen geleid te worden door een zesvoudig wereldkampioen. Toch is dat wat Motor Union de Pays Noir kan zeggen met Joël Robert aan het hoofd. Robert won in 1964 zijn eerste wereldtitel in de 250 cc klasse en herhaalde dat feit liefst vijf maal achtereen van 1968 tot 1972. Na zijn actieve sportcarrière is hij actief gebleven in de motorsport, als organisator van de ‘12 uren van La Chinelle’ (een endurance motorcross), van de motorcross Coupe de l’Avenir in Jamioulx (ten voordele van het liefdadigheidswerk ‘Verlaten Jeugd’) en van de Air Base Supermoto. De reden waarom hij dat blijft doen, is eenvoudig. “De motorsport is mijn leven,” zegt hij.
Ook als het om organiseren gaat, wil Joël Robert excelleren. Een evenement is pas geslaagd als er veel volk komt. Voor de Air Base Supermoto op het vliegveld van Florennes – die dit jaar voor de twaalfde maal gereden wordt – is zelfs de inkom en parking gratis. Een unicum in de motorsportwereld. “De eerste keer was de toegang nog betalend,” zegt Robert, “maar vanaf de tweede keer was het gratis om zo meer volk te krijgen.” Supermoto is een spectaculaire combinatie van wegrace en motorcross: het ene deel van het parkoers ligt in het terrein, het andere deel is asfalt. Er wordt gereden met aangepaste crossmotoren. De wedstrijd in Florenne is de eerste van vier die dit seizoen in ons land verreden worden.
Doorbraak
1964 was het jaar van de doorbraak van de toen twintigjarige Joël Robert. Hij was destijds nog maar vier jaar actief in de gelederen van de Belgische Motorrijdersbond FMB/BMB. Maar al van kleins af zat Robert op de motor. Zijn vader was speedway-rijder, zijn oom en neef hadden crossmotoren. “Ik was 7 jaar en ik had een 125 cc Gillet. Elke dag reed ik er mee en ik was een plaag voor de buurt,” zei hij eens in een interview.
In zijn eerste jaar in de Grote Prijzen reed Joël Robert met een productiemotor van het Tsjechische merk CZ, die hem beschikbaar werd gesteld door de Belgische importeur. Met die motor won hij acht Grote Prijzen. Zijn naast belager, de Zweed Torsten Hallman op een fabrieks-Husqvarna won er vier. “Er was toen weinig verschil tussen de fabrieksmotoren en de productie exemplaren,” zegt hij. “De meeste fabrieksmotoren (buiten die Husqvarna en BSA) waren lichtelijk verbeterde productiemodellen.” Hij behaalde de titel dat jaar in Finland. Hij vierde het kampioenschap in het stationsrestaurant van Helsinki. “We wilden gaan eten in een groot restaurant, maar de toegang werd me geweigerd omdat ik geen stropdas aan had. Dus gingen we maar naar het station…”
Dat hij toen aan alle Grote Prijzen kon deelnemen, had hij te danken aan een welwillende legerleiding. “Ik deed dat jaar mijn militaire dienst,” herinnert Robert zich 1964. “Dat was wel een probleem, zeker voor de wedstrijden achter het IJzeren Gordijn. Ik ben toen gedurende tweeëneenhalve maand gedemobiliseerd geweest anders kon ik niet aan die GP’s deelnemen. Na die periode ben ik weer naar de kazerne gegaan.” Kreeg hij toen als dienstplichtig militair veel mogelijkheden om te trainen? “Ik reed alle dagen motor. Ik kwam er ‘s morgens mee naar de kazerne en ging er ‘s avonds weer mee naar huis. En op die ritten reed ik nog even een paar rondjes in het terrein.”
Te sterk
In de drie volgende jaren greep Robert steeds net naast de titel. In 1965 bleek de Rus Victor Arbekov net iets te sterk voor hem en in 1966 en 1967 moest hij Torsten Hallman voor laten gaan. Robert zegt in die periode het motorcrossvak pas echt geleerd te hebben. “In 1964 was ik heel sterk en alles leek zo gemakkelijk te gaan. En in 1965 was Arbekov heel snel. We reden wiel aan wiel en zetten de rest het rijdersveld op een ronde,” zegt hij. Robert kreeg toen ook steun van de CZ-fabriek. “Men was bijna verplicht me een fabrieks-motor te geven. Alle onderdelen en banden waren betaald door CZ. En ik zou een premie krijgen als ik wereldkampioen werd. Ik werd drie keer tweede…”
In 1968 pikte hij weer aan bij het succes en heerste vijf jaar achtereen soeverein. Zo bracht hij zijn totaal aan titels op zes – een record dat pas in 2003 door Stefan Everts verbroken werd. De succesreeks van Joël Robert was de start van een ongekende periode van GP-overwinningen en wereldkampioenschappen voor Belgische rijders die tot op de dag van vandaag nog voortduurt.
Robert’s naaste belager in die periode was zijn CZ-teamgenoot Sylvain Geboers. De tweestrijd tussen die twee Belgen werd legendarisch – en eindigde steevast in het voordeel van Robert. Beiden maakten in 1970 de overstap naar het Japanse Suzuki. Voor Robert en Geboers betekende dat financieel en organisatorisch een stap vooruit. “Het was allemaal veel beter. We hoefden niet meer zoals bij CZ zelf de motoren mee te nemen naar de wedstrijden. Suzuki bracht de geprepareerde motoren in een vrachtwagen,” aldus Robert.
Het seizoen 1972 – het jaar van zijn zesde titel – betekende echter het begin van het einde van de motorcross-carrière van Robert. Tijdens de GP van Namen 500 cc had hij – met een nieuw driejarig contract met Suzuki op zak – zijn knie bezeerd. Artsen hadden hem geadviseerd zich aan de ligamenten te laten opereren. Robert zei nee. Om daar later spijt van te krijgen. Aan het begin van het seizoen 1973 deed zijn knie ‘klik-klak’ zoals hij eens zei. Hij haalde nooit meer zijn oude vorm. In 1977 zette hij wegens niet meer gemotiveerd een punt achter zijn rijkgevulde crosscarrière. Robert behaalde zo’n 350 overwinningen en kwam zeventien maal uit voor het team van de landenmotorcross. In 1965 ontving hij de Trofee voor Sportverdienste. Van 1997 tot en met 2006 was Robert manager van het Belgische team voor de Motorcross der Naties. Onder zijn leiding won het team vijf keer de landencross.
Overigens was Joël Robert als rijder een man vol bravoure en iemand die de pleziertjes van het leven niet uit de weg ging. Zo gaat het verhaal dat hij vlak voor de start een sigaret op het stuur van Sylvain Geboers uitdoofde. Hij bracht tijdens de wedstrijden zijn vermoeide tegenstanders in de waan dat hij nog zo fris als een hoentje was en wist hen zo te demoraliseren. En bij een wedstrijd in Joegoslavië had hij zo’n grote voorsprong dat hij in de pits stopte, een glas bier leegdronk en zonder zijn leidersplaats te verliezen de race verder zette. In 1989 deed hij dat nog eens over tijdens een invitatiewedstrijd voor oud-wereldkampioenen tijdens de Grote Prijs België in Namen…