Aantal motoren en scooters naar record
Volgens recente cijfers van de Federale Overheidsdienst Economie zijn er momenteel 456.512 motorfietsen en scooters in het totale voertuigenpark in ons land. Daarmee gaat het aantal gemotoriseerde tweewielers in België naar een historisch record.
Ruim 456.500 motoren en scooters zijn er momenteel in ons land in gebruik. Dat blijkt uit cijfers van de Federale Overheidsdienst Economie die vorige maand gepubliceerd zijn. Het totale voertuigenpark in 2014 komt op 7.076.238 eenheden. Het aantal ingeschreven motoren is licht gestegen (met 1,27%) ten opzichte van 2013 toen de teller bij 450.793 bleef steken. De stijging van het aantal motorfietsen is iets hoger dan dat van het totale voertuigenpark (1,18%).
Als er wordt gekeken naar het aandeel in de vervoersmarkt dan is dat van de motorfietsen momenteel 6,45%. Dat aandeel is de laatste jaren steeds toegenomen al is er dit jaar sprake van een status quo. De groei in de motor- en scootersector kalft sinds 2010 af: er is jaar op jaar nog altijd een positieve evolutie, maar die is sinds dat jaar minder uitgesproken.
Evolutie
Wie kijkt naar de historische evolutie ziet sinds het midden van de jaren negentig een sterke groei in de populariteit van de motor en scooter. In de decennia ervoor was er sprake van een hausse, een zware daling en enkele oplevingen. Tot aan het begin van de jaren zestig was de motorfiets een relatief populair vervoermiddel. In 1950 maakten ruim 139.000 motoren bijna een kwart uit van het totale voertuigenpark in ons land. In 1960 waren er meer dan 229.000 motoren maar het aantal andere voertuigen nam veel sneller toe zodat het aandeel van motorfietsen en scooters tot net geen 20% terugviel. De jaren zestig kenmerkten zich door de democratisering van de auto en de quasi teloorgang van motorfietsen. Slechts de echte liefhebbers bleven over. Uit die tijd stamt ook de gewoonte dat ‘motards’ op de weg naar elkaar zwaaien. De jaren zeventig betekenden een ommekeer vooral onder invloed van de Japanse motorindustrie die in het voorgaande decennium een sterke opkomst kende. Het grootste verschil met eerdere jaren was dat de motor minder een utilitair voertuig was, maar vooral een vrije tijdsproduct werd. Het aantal nam langzaam aan weer toe en in 1990 zat dat in absolute cijfers opnieuw op het niveau van 1950. Het aandeel van de motoren en scooters in het voertuigenpark was echter geslonken tot 3%.
Revival
Maar de jaren negentig kenden een revival van de gemotoriseerde tweewielers. In het midden van die jaren werd de kaap van 200.000 exemplaren overschreden, in 2002 de kaap van 300.000 en in 2009 die van 400.000. In het laatste decennium van de vorige eeuw vielen veel mensen vooral voor de lichte ‘custom’-motoren, Harley-Davidson’s en op Harley’s geïnspireerde Japanse motoren – ‘easy rider’-motoren waar je onderuit gezakt rustig ‘s avonds na het werk een ritje op de secundaire wegen kunt doen. Veel van die motoren waren als tweedehands geïmporteerd uit VS en hier tegen dumpprijzen in de markt gezet. In de VS was destijds immers de markt voor motoren in elkaar gestuikt.
Maar de custom-rijders stapten over op andere motoren: toermotoren en naked bikes. Machines met een betere zitpositie om in het dagelijks verkeer te rijden. In het begin van de eeuw werd de motor én de scooter weer meer en meer gezien als een oplossing voor het fileleed – naast de functie van vrije tijdsmachine. De verkeersdruk nam in die jaren sterk toe en die evolutie heeft zich alleen maar verder gezet. In 1997 waren er 5,341 miljoen voertuigen, waarvan 4,416 miljoen personenwagens. Tegenwoordig rijden op quasi dezelfde wegen als toen meer dan 7 miljoen voertuigen, waarvan 5,555 miljoen personenwagens. Met andere woorden het totaal aantal voertuigen in 1997 ligt lager dan het aantal personenwagens nu. De verkeersdruk is in die periode met 1,7 miljoen voertuigen toegenomen, percentueel is dat 32%. Logisch dat het aantal motoren en scooters is gegroeid. Uit FOD-cijfers blijkt ook dat er sinds 2000 ook méér kilometers met de motor worden afgelegd: 0,35 miljard in 1990, 1,01 miljard in 2000 en 1,28 miljard in 2012 (de laatst gepubliceerde cijfers).
Veroudering
Een vaststelling is ook dat het park aan motorfietsen verouderd. Er komen relatief gezien minder nieuwe motoren bij en de motoren die er zijn blijven langer ingeschreven. Het aandeel van motoren van zestien jaar en ouder (gemeten naar de eerste in gebruikstelling) neemt de laatste jaren toe. In 2012 was dat nog 30,6%, dit jaar komt dat op 32,6%.
456.500 ingeschreven gemotoriseerde tweewielers betekent echter niet dat er ook 456.500 motor- en scooterrijders zijn. Een deel van de motorrijders heeft meerdere motoren staan, soms enkele oldtimers naast een modern exemplaar. Cijfers over het aantal motor- en scooterrijders ontbreken echter. Ze zijn ook moeilijk te achterhalen. Gegevens over het aantal afgegeven rijbewijzen bijvoorbeeld zijn onbetrouwbaar. Niet iedereen met een rijbewijs A heeft een motor. En de motorrijders met een rijbewijs B van voor 1989 hoefden indertijd geen apart rijbewijs A te hebben. Tegenwoordig zitten er bij de rijbewijs B-houders van na 1989 veel ‘125 cc’-rijders. Het is immers mogelijk voor iemand die minstens twee jaar het rijbewijs B heeft een motor of een scooter te rijden zonder een apart motorrijbewijs op zak te moeten hebben. Voorwaarde is dan wel dat de motor of scooter een cilinderinhoud heeft van minder dan 125 cc waarvan het vermogen dat de 15 pk niet overschrijdt.
tabel 1: Motoren en scooters in het voertuigenpark
jaar aantal % evolutie
2009 403.940 6,14%
2010 418.915 6,26% 3,7%
2011 433.958 6,32% 3,6%
2012 441.324 6,38% 1,7%
2013 450.793 6,45% 2,2%
2014 456.512 6,45% 1,3%
bron FOD Economie
tabel 2: aantal motoren en scooters en hun aandeel sinds 1930
aantal motoren aandeel
1930 52.856 25,06%
1940 32.529 16,16%
1950 139.032 24,91%
1960 229.699 19,81%
1970 nb
1980 113.057 3,11%
1980 113.057 3,11%
1990 139.174 3,03%
2000 277.838 4,85%
2010 418.915 6,26%
bron FOD Economie
tabel 3: evolutie ouderdom veroudering van het park
jaar van ingebruikstelling
eerste jaar 5 jaar ervoor 10 jaar ervoor 15 jaar ervoor 16 jaar en ouder
2012 4 29,2 20,8 15,3 30,6
2013 3,6 27,7 21,9 15,6 31,4
2014 3,5 25,7 23,1 15,3 32,6
bron FOD Economie
FMB-BMB/Febiac persdienst